Kapel

De kapel bestaat uit een rechthoekige zaalbouw van vier traveeën met aan de westzijde een inspringende halfronde absis uit 1879 en aan de oostzijde een voorgevel met een uitgebouwde toren op vierkant grondvlak, boven het torenportiek overgaand in een achtzijdige bovenbouw met een achtzijdige met leien gedekte naaldspits uit 1908-1909. De zaalbouw die twee schip- en twee koortraveeën omvat heeft een met leien gedekt zadeldak tussen tuitgevelvormige topgevels met twee dakkapellen met zadeldakjes met overstekken met een houten topgevels met een rondboog aan de onderzijde op sierlijke consoles in het noordelijke dakvlak en grote dakramen in het zuidelijke dakvlak. De halfronde absis, die iets lager is dan de zaalbouw heeft een met leien gedekt halfrond kegeldak, aansluitend op de achtertopgevel van de zaalbouw. Centraal in dit absisdak staat een dakkapel van het zelfde type als beschreven bij het dak van de zaalbouw.

De oostgevel met uitgebouwde toren vormt de entreegevel (voorgevel) van de kapel. Deze door Kropholler in 1908 ontworpen gevel bezit met zijn zware natuurstenen details (met name bij torenportiek) reeds kenmerken van Krophollers latere kerkelijke architectuur, maar vertoont verder vooral ook nog invloeden van de rationele architectuur van H.P. Berlage. De toren, in hoofdzaak achtzijdig van grondvorm rust op een zwaar uitgevoerde portiek op vierkant grondvlak met aan de voorzijde twee in hun oostelijke gevelvlak spits toelopende bakstenen pijlers met natuurstenen basementen en natuurstenen bekroningen. In feite vormen de afschuiningen van de pijlers uitlopend in zogenaamde kapellen op de natuurstenen plinten en bekroningen forse vellingkanten (biljoenen). De pijlers worden onderling gekoppelde door een in aanzet natuurstenen en daarboven in baksteen uitgevoerde rondboog, die samen met de pijlers de doorgang van het portiek vormt. De in het portiek in de feitelijke gevel geplaatste deur (dubbele deur met halfrond bovenlicht met glas-in-lood) is ook gevat in een rondboogopening.

De kapel gezien vanaf de Basilius van Bruggelaan                De kapel gezien naar het westen met de vrijgelegde absisvensters en schilderingen

Het portiek sluit af met een gemetseld tongewelf. De zijwanden van het portiek zijn ook opengewerkt en bezitten onder een bakstenen balustrade met boogopeningen en een hardstenen deklijst en sluiten boven af met een rondboog. Boven het portiek vindt op de hoeken de eerste overgang plaats naar de achthoekige toren, middels drie geprofileerde naar boven toe per blok zich verbredende hardstenen blokken. In deze zone is de oostzijde van de toren nog breder dan de schuine zijden en is hier een beeldnis met een natuurstenen H. Hartbeeld aangebracht. De beeldenis sluit af met een natuurstenen baldakijn in de vorm van een half kegeldak, bekroond met een in het metselwerk opgenomen natuurstenen kruis. Ter hoogte van het baldakijn snoert de toren op de hoeken middels twee natuurstenen geprofileerde blokken weer verder in zodat nu alle zijden van de achthoek even breed zijn. Naar boven toe bevindt zich boven de gevel in de oostgevel van de toren een spleetvenster met natuurstenen afdekkingen en tenslotte een klokkenverdieping met per zijde een rondboogopening op hoekpijlers met natuurstenen basementen en bekroningen. Daarboven kragen de gevels twee keer uit met rechte gemetselde sprongen en sluit de toren af met een met leien gedekt achtzijdige ingesnoerde naaldspits met verguld kruis en torenhaan.

In de gevel bevindt zich onderin ter weerszijden van het torenportiek een tweelichtvenster bestaande uit twee door rondbogen afgesloten vensteropeningen gescheiden door een bakstenen pijlertje. De vensters hebben natuurstenen afzaten, hoekblokken en geboortestenen, versierd met van de Jugendstil afgeleide zweepslag- en bloemmotieven. Voor de rondboogramen zijn traliewerken aangebracht. Op de verdieping bezit de gevel ook vensters, die voorheen de in de kapel aanwezige nonnengalerij verlichtten. Links van de toren is een kwartronde erkerachtige uitbouw aanwezig op een natuurstenen koepelvormige onderbouw. De erker, met daarin oorspronkelijk een trap naar de toren vanuit de nonnengalerij, sluit af met een koepeldakje en heeft in de rond verlopende gevel een enkeruits
venstertje. Direct links van deze erker is een rechthoekig venster aanwezig met een natuurstenen latei op natuurstenen hoekblokken. De gemetselde dagkanten zijn afgeschuind. In de opening een ijzeren raam met glas-inlood. Rechts van de toren bevindt zich een dito venster, echter in tweelicht-uitvoering. Nog kort onder de topgevel sluit links en rechts op de toren een klein rechthoekig ventilatiegat aan onder een strek. De tuitgevelvormige top heeft uitkragende schouderstukken en een hardstenen afdekking in ezelsrugvorm.

Interieur
Aan het interieur van de kapel is sinds de bouw in 1880 steeds weer wat toegevoegd. Bijzondere elementen zoals altaren, beelden, gebrandschilderde glazen e.d. konden vaak verworven worden na schenkingen en legaten. Oude foto’s tonen een rijk aangeklede kapel, met een hoofdzakelijk neoromanogotisch karakter, met
wandschilderingen in sjabloontechnieken en figuratieve schilderingen uit het begin van de 20ste eeuw van de kerkschilder Koolen uit Sittard. Ook stond er een laat 19de eeuws hoogaltaar met beelden en dito nevenaltaren langs de zijwanden.

altaar-kapel-klooster-velp

Foto van het interieur van de kapel omstreeks 1915

Van oude foto’s is bekend dat de kapel via een doorgang boven een zijaltaar met traliewerk in open verbinding stond met de in de westvleugel daarnaast gelegen rechthoekige koorruimte. Een ander belangrijk onderdeel was de boven het westelijke deel over twee traveeën aanwezige nonnengalerij. Deze rustte aan de westzijde op twee rondbogen ontspringend vanuit de zijwanden en samenkomend bij met een zuil in het midden. Op deze galerij kwamen de zusters een paar keer per dag bijeen voor de koorgebeden (lauden, metten, vespers e.d.).

De zusters in koorgebed op de nonnengalerij in 1933 tijdens het 75-jarig jubileum.

De zusters in koorgebed op de nonnengalerij in 1933 tijdens het 75-jarig jubileum

Verbouwingen van het interieur in 1948 en nog ingrijpender in de late jaren ’60 hebben niet alleen deze oorspronkelijke dispositie (waarbinnen naast ook het dagelijkse gebruik van de galerij ook de rituelen van de inkleding van postulanten en novicen hun plaats kregen), maar ook veel van de oorspronkelijke aankleding verloren doen gaan. De nonnengalerij verdween, evenals de nevenaltaren met verbinding naar het naast gelegen zusterkoor. Het hoogaltaar werd vervangen en de schilderingen overgewit, nadat eerst nog over de oorspronkelijke schilderingen in de absis in 1948 een nieuwe figuratieve schildering is aangebracht, waarbij de rondboogvensters van de absis werden dichtgezet. Na 1968 waren ook deze schilderingen overgewit en werd het volledige hoogaltaar vervangen door een modern exemplaar. Ook verdwenen de oude kerkbanken naar de zolders.

In 1996 heeft de Stichting Beth Hachajiem deze “Beeldenstorm” weer enigszins ongedaan gemaakt door de schilderingen uit 1948 in de absis weer deels vrij te leggen, de absisvensters te openen en de oude kerkbanken weer op te stellen. Wat wel bewaard bleef van de oude aankleding zijn de fraaie vloeren in de koortravee en absis met siertegels uit de vroege 20ste eeuw. Ook zijn de gebrandschilderde ramen in de vensters (ook in de als binnenmuur fungerende delen van de zuidgevel) bewaard gebleven, welke overwegend dateren uit de vroege 20ste eeuw en vermoedelijk ook zijn vervaardigd door Glasmalerei Menke uit Goch. Zoals gezegd zijn de wanden overwegend thans gepleisterd en wit gesausd. De schipruimte wordt afgesloten door vier gestucte koepelvormige gewelven gescheiden door geprofileerde gordelbogen, rustend op kraagstenen tegen de wandlisenen.

glas-in-lood-kapel-velp

Enkele glas-in-lood-ramen van de kapel