Geschiedenis Kasteel

Toen de Redemptoristinnen in 1858 vanuit Brugge naar Velp kwamen vestigden zij zich op een omgracht terrein waarop het huis Bronckhorst stond. Dit van oorsprong adellijke huis kende al een lange, veel bewogen geschiedenis.

Kasteel Bronkhorst was een oud kasteel in Oud-Velp in Noord-Brabant. De eerste vermelding van dit kasteel dateert uit de 15de eeuw. Nadat het bouwwerk in de eeuwen daarop verschillende keren in andere handen over is gegaan, werd het zoals gezegd in 1858 overgedragen aan de Redemptoristinnen uit Brugge.

Bouwgeschiedenis
De bouwgeschiedenis van het kasteel blijft hoofdzakelijk in nevelen gehuld. Mogelijk ontstaan in de 15de eeuw als een adellijk huis, bestond het voor de verwoesting door de Franse troepen op 29 juli 1674 vermoedelijk uit een onderkelderde zaalvleugel met verdieping en een toren op de noordwestelijke hoek. De gracht liep strak om het gebouw heen. Bij de verwoestingen door de Fransen bleven slechts de noord, west- en zuidgevels overeind staan. Het gehele dak, balklagen en binnenmuren, alsmede een deel van de kelders gingen verloren, zoals op tekeningen van Valetijn Klotz en Josua de Grave zichtbaar is. Op die tekeningen is ook nog de schade zichtbaar die de oude Sint Vincentiuskerk toen heeft geleden, waarbij ondermeer de spits en daken van de kerk verloren waren gegaan.

ruine-kasteel-bronckhorst-grave

Tekeningen van Klotz en De Grave

Vermoedelijk heeft, deels met gebruikmaking van nog bruikbare delen van de ruïne al spoedig na 1674 een herbouw plaats gevonden, waarbij een meer klassiek, luxe woonhuis is ontstaan. Of toen de vorm is ontstaan, die op een nogal onbeholpen wijze door Van de Putten omstreeks 1850 geschilderd doek is te zien, is onzeker. Van de Putten schildert een huis met een symmetrische pilastergevel en een middenrisaliet die boven de daklijst is doorgezet en afsluit met een fronton. Het huis had op dat moment zogenaamde Empire-schuiframen, waaraan zeer waarschijnlijk veel-ruits schuiframen (of eerst nog houten kruisvensters met ramen met kleine ruitjes (zoals bij de Hampoort uit 1686) vooraf zijn gegaan. Het tijdschrift Taxandria uit 1938 vermeldt dat de boom, die rechts op de voorgrond is geschilderd, een belangrijke rol in de locale folklore speelde, er werden namelijk, zoals het verhaal wilde doen geloven, de Graafse en Velpse baby‟s vandaan gehaald!

kasteel-bronckhorst-velp

Schilderij van F. van de Putten, omstreeks 1850

Wanneer we de kadastrale kaart van 1832 vergelijken met de prenten van het verwoeste kasteel van De Grave en Klotz, dan valt op dat de herbouw van na 1675 heeft plaats gevonden op dezelfde plaats als waar het oude kasteel stond en lijkt het aannemelijk om te veronderstellen dat in de herbouw delen van de ruïne zijn opgenomen. Blijkens de kadastrale kaart met leggers bestond in 1832 de bezitting uit het eerder beschreven kasteel met gracht met ophaalbrug (ook zichtbaar
op de oude prenten, met een houten hamei), koepel, boerenwoning, stal, schuur, boomgaard en visvijvers, 1 bunder bouwland, 8 bunders weiland en een turfvenneke van 62 roeden. De boerenwoning met stal stond tegenover het kasteel, noordelijk van de gracht. Het kadaster beschrijft de belending als volgt: Oost de erven Borret, West het kerkhof en de Kerkstraat, Zuid een gemeene weg, Noord het Gasthuis te Grave.

In 1858 moesten reeds delen van het goed het veld ruimen, om plaats te maken voor het klooster. In 1860 waren ophaalbrug en koepel al gesloopt. In tegenstelling tot wat andere bronnen noemen, werd het feitelijke kasteel vermoedelijk pas in 1879 grotendeels afgebroken, waarbij bruikbare delen werden opgenomen in de toen vernieuwde westvleugel.

Bezitgeschiedenis
Gijsbrecht van Bronckhorst, heer van Batenburg en Anholt was in 1456 in het bezit van het kasteel. Hij droeg zijn bezit op aan Herman Smit, juwelier te Nijmegen. In 1469 werd het goed overgedragen aan Jan van den Broek. In 1472 werd het verkocht aan Tieleman van den Broek. In 1549 werd Willem van Ysselsteyn gelukkige bezitter.

Een eeuw later verkochten de erven Van Ysselsteyn het kasteel aan Johan van der Gheest. In 1639 is jonkheer Adriaan Beyarts, schout van Ravenstein in het bezit van het huis. In 1685 keert het kasteel weer terug in handen van de familie Van der Gheest. Deze familie had vermoedelijk de twijfelachtige eer om de schade aangebracht door de Fransen te mogen herstellen. Na de dood van Anthonius van der Gheest in 1783 woonde waarschijnlijk zijn enige ongehuwde dochter nog enige jaren in het huis. In het testament van 25-7-1781 staat de volgende beschrijving van het landgoed: “Mijn Huys door mijn bewoond met alle het geene in het selve aard en nagelvast is, mitsgaders de schilderyen in der lijsten van de schouwen in gevat ende geproportioneerd met den grooten tuyn of moeshoff rondom in zijn gragten, als nog in myne twee huysinge daertegen over op myn voorplaetse met beyde schuren, stallinge en timmeragien, aen en naest malkander geleegen, het kleyn hoofken tusschen de huysinge en stallinge en schuur met de voorplaets daer ean onder begrepen met alle zyne Regten etc. …”.

In 1789 werd het kasteel verkocht aan dhr. H. Gerrits, die er naar verluid in 1812 de Kapucijnen onderdak heeft gegeven, toen ze door de Fransen uit hun klooster waren verjaagd. Na het overlijden van dhr. Gerrits in 1820 verkopen zijn erven het goed voor fl. 5000,- aan dhr. F. de Kesschietere van Havre, de districtsschout van Boxmeer, die het echter al na 7 jaar weer verkoopt aan Henriëtte Bedloo voor fl. 5600,-. Mej. H. Bedloo verkoopt in 1834 het landgoed voor fl. 7000,- aan Gerardus van Noenen. Carel Chrysotomus de Horion de Corby, kapitein bij de infanterie, kocht in 1843 het goed van de weduwe van dhr. van Noenen voor fl. 9200,- en in 1852 kocht de eerder genoemde Monseigneur Henricus de la Geneste het kasteel met bijbehorende gronden, om het vervolgens in 1858 voor fl. 7000,- over te Rijckevorsel.

Op 17 maart 1858 verkocht de Graafse Monseigneur de la Geneste (1821-1880), ondermeer de rector van het klooster van de Zusters van Liefde De Wijnberg in Grave, het enige jaren daarvoor verworven goed weer aan de zusters. Volgens een brief van de moeder-Overste van het Alfonsusklooster uit 1961 aan de heer J. de Valk uit Velp (die om historische informatie had gevraagd) was het goed ten tijde van de overdracht niet bewoond.

De vermogende en invloedrijke families (en later ook het klooster) zorgden voor werkgelegenheid in Velp. Zo telde men aan het begin van de 20ste eeuw nog 1 herberg, 2 winkels, 3 cafés, 1 gemeentehuis, 1 pastorie en 1 postkantoor aan de Bronckhorststraat.